Meer inspanningen noodzakelijk voor modal shift naar duurzame mobiliteit

maandag 7 oktober 2019

De Antwerpse burgerbewegingen zijn verheugd dat het Vlaams regeerakkoord het Toekomstverbond onverkort handhaaft. Ringland, stRaten-generaal en Ademloos lezen in het akkoord veel positieve elementen, al zijn er ook belangrijke kanttekeningen te maken. Zonder extra investeringen in het openbaar vervoer blijft de noodzakelijke modal shift dode letter. Ook het niet invoeren van rekeningrijden getuigt van gebrek aan politieke moed en inzicht.

Bron: Persbericht 7/10/2019

Herbevestiging Toekomstverbond 

Het Toekomstverbond, afgesloten in de Antwerpse regio in het kader van de Oosterweelverbinding, blijft het speerpunt op Vlaams niveau. Het Vlaams regeerakkoord bevestigt de volledige uitvoering van de Oosterweelverbinding, het Haventracé (waar ook de A102 toe behoort), de volledige overkapping én de modal shift. Al lezen we in de tekst overkappingen, het mag duidelijk zijn dat de burgerbewegingen blijven streven naar één zo volledig en maximaal mogelijke overkapping, dus niet een soort kaas met gaten. 

STOP-principe: de enige manier

Wat mobiliteit betreft, is de terechte bevestiging van het STOP-principe (prioriteit in die volgorde voor stappers, trappers, openbaar vervoer en personenwagen) erg belangrijk. Het is de enige manier om leefbaarheid en verkeersveiligheid maximaal te garanderen. 

Duurzame mobiliteit enkel met modal shift

In het regeerakkoord missen we echter twee cruciale schakels om de noodzakelijke modal shift naar duurzamere mobiliteit, zoals die ook vastgelegd is in het Toekomstverbond, te realiseren: meer investeringen in openbaar vervoer en rekeningrijden. 

Combimobiliteit (het combineren van verschillende manier van vervoer) en het voorziene extra budget voor fietsvoorzieningen zullen, hoe lovenswaardig ook, niet volstaan. Het regeerakkoord stelt dat De Lijn verder moet uitgroeien tot ‘een voorloper en zelfs voorbeeld inzake modern, hoogwaardig en betrouwbaar openbaar vervoer’. Zonder extra investeringen is die ambitie echter niet geloofwaardig. 

Een gegarandeerde dienstverlening, extra aanbod en meer stiptheid zijn meer dan terechte eisen. Doorgedreven inspanningen voor de doorstroming van openbaar vervoer in de stedelijke regio’s kan de efficiëntie stevig opkrikken, maar daarnaast moet het netwerk ook uitgebouwd worden. Zo niet, blijft het ‘extra aanbod’ dode letter. 

Positief met het oog op de modal shift zijn, naast de extra investeringen in het fietsnetwerk, ook de voorziene inspanningen voor goederentransport per trein of via de binnenvaart.

Het uitblijven van rekeningrijden getuigt daarentegen van een gebrek aan politieke moed en inzicht. Elke mobiliteitsdeskundige zal bevestigen dat een dergelijke maatregel noodzakelijk is om het verkeer efficiënt te kunnen sturen en de modal shift ook op die manier effectief te ondersteunen.

Geen infrastructuurwerken zonder leefbaarheidsmaatregelen

Dat er toch nog zwaar geïnvesteerd wordt in weginfrastructuur is alleen te verantwoorden vanuit de vaststelling dat de huidige infrastructuur niet overal voldoet (o.m. de Antwerpse en Brusselse Ring). Reorganisatie is nodig, maar alleen in combinatie met maatregelen die de leefkwaliteit ten goede komen. Infrastructuurwerken die uitsluitend gericht zijn op de uitbreiding van de capaciteit zijn nefast: ze trekken alleen maar meer verkeer aan. 

Terecht wijst het regeerakkoord erop dat de grootste uitdaging erin bestaat bereikbaarheid te verzoenen met verkeersveiligheid, leefbaarheid, economische groei, luchtkwaliteit en klimaat.

Vervoerregio’s als hefboom

Tot de opdracht van de vervoerregio’s, zowel in Antwerpen als elders in Vlaanderen, behoort de integratie van de diverse vervoermodi. Extra nadruk ligt daarbij op deelsystemen en het creëren van multimodale mobipunten voor een optimale overstap en uitwisseling. Daartoe zijn verdere investeringen noodzakelijk in de uitbouw van de nieuwe samenwerkingsverbanden. De diverse mobiliteitsspelers (De Lijn, de NMBS, Infrabel, de Vlaamse Waterweg, het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), enz.) moeten er onder leiding van MOW op structurele basis overleggen met de lokale besturen, externe mobiliteits- en planexperts én de diverse burgerbewegingen. In veel vervoerregio’s is nog een inhaalbeweging nodig voor het overleg met de burgers. 

Koppeling met ruimtelijke ontwikkeling

De partners moeten het thema mobiliteit bovendien koppelen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de regio, met concentraties rond de knooppunten in de vervoersnetwerken. De intenties in het regeerakkoord voor het verminderen van bijkomend ruimtebeslag zijn een positieve stap. We verwelkomen innovatieve oplossingen inzake alternatieve woonvormen, mobiliteitsoplossingen, financierings- of investeringsmodellen, met als doel rendementsverhogingen op de ene plaats te koppelen aan het inperken van ontwikkelingen elders.

Voor heel Vlaanderen is het een gezamenlijke uitdaging om eindelijk korte metten te maken met meer dan vijftig jaar van expansie, nefaste ruimtelijke verrommeling en alsmaar toenemende mobiliteitsproblemen. We moeten excelleren in een efficiënte omslag van het mobiliteitsbeleid, gekoppeld aan een doortastend ruimtelijk beleid. Die koppeling komt als ambitie helaas nog te weinig uit de verf in het Vlaams regeerakkoord.

Constructieve samenwerking

Het regeerakkoord legt ten slotte de nadruk op de goede en constructieve samenwerking met alle partners, administraties, overheden én maatschappelijke actoren. Het spreekt voor zich dat ook de burgerbewegingen die samenwerking verder willen zetten, niet alleen met de huidige stakeholders, maar ook met de nieuwe minister van Mobiliteit Lydia Peeters en de verkozenen in het Vlaams Parlement.

Droombeeld